De wet
inkomstenbelasting kent een aantal aftrekposten die “boxoverstijgend” zijn.
Deze posten zijn zó persoonsgebonden, dat ze niet in verband kunnen worden
gebracht met een enkele inkomstenbron. We hebben het dan over de
persoonsgebonden aftrekposten (betaalde alimentatie of andere
onderhoudsverplichtingen, uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger
dan 30 jaar, ziektekosten of andere buitengewone uitgaven, uitgaven voor
weekendbezoek van ernstig gehandicapten van 27 jaar of ouder, studiekosten
of andere scholingsuitgaven, giften, kosten voor rijksmonumentenpanden en
kwijtgescholden durfkapitaal). Dat heeft gevolgen voor de methodiek van
aftrek.
Deze posten moeten eerst in box 1 in aftrek worden gebracht. Ze
kunnen het inkomen in box
1 echter niet negatief maken. Het gedeelte dat daardoor niet
in box 1
in aftrek komt, mag in aftrek worden gebracht op het inkomen in box 3. Dat
inkomen bedraagt 4% van de gemiddelde rendementsgrondslag (uw gemiddelde
vermogen per 1 januari en 31 december). Deze aftrek is in het algemeen
minder gunstig dan die in box
1, want het tarief in box 3 is een vaste 30%. Dat is in box 1 vaak
hoger.
Ook het inkomen in box
3 mag door deze post niet negatief worden. Wat daar niet in
aftrek komt, schuift door naar box
2, de box voor aanmerkelijk belanghouders.
De persoonsgebonden aftrekposten mogen naar willekeur over u
beiden worden verdeeld als u het hele jaar dezelfde partner heeft of u
heeft een deel van het jaar een fiscale partner en kiest voor het hele jaar
partnerschap. Voor het deel van de aftrekpost die in box 1 valt, wordt het meeste voordeel
behaald door hem toe te rekenen aan de meestverdiener. Maar dat kan ook een
keerzijde hebben. Als u namelijk een negatieve persoonsgebonden aftrekpost
heeft, moet die worden bijgeteld bij het inkomen van degene die indertijd
de aftrekpost had. Een negatieve persoonsgebonden aftrekpost is een
teruggave van een persoonsgebonden aftrekpost, of een vergoeding achteraf
van bijvoorbeeld ziektekosten. Zo kan
ook een kwijtgescholden lening aan een startende ondernemer, die u als
“verlies uit belegging in durfkapitaal” heeft afgetrokken, alsnog worden
terugbetaald door de ondernemer. Dat moet u dan natuurlijk aangeven.
Soms is het zinnig om een persoonsgebonden aftrekpost juist toe te
rekenen aan degene van u beiden die nu juist géén inkomen heeft. Stel dat u
een gedeelte moet aftrekken in box
3, en dat uw partner geen inkomen heeft. Als u de aftrekpost
dan toerekent aan uw partner, komt deze niet in aftrek. Hij schuift dan
door naar volgend jaar. Dan mag u wederom kiezen wie dit restantje aftrekt
en als u dan weer inkomen in box
1 heeft, vindt de aftrek weer bij u plaats tegen een
aantrekkelijk(er) tarief.
Tot slot: komt u te overlijden zonder achterlating van een fiscale
partner, dan vervalt het niet in aftrek gebrachte deel van deze aftrekposten.
Laat u wel een partner achter, dan mag deze het restantje als zijn eigen
aftrekpost in mindering brengen op het inkomen in de voorgeschreven
volgorde.